
Jurisprudentie
BG9473
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2009-01-12
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.012.761/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-01-12
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers105.012.761/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoger beroep tegen voorlopige voorziening: niet-ontvankelijk. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel of een voorlopige voorziening die buiten het wettelijk kader van artikel 822 RV ligt.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 december 2008
Zaaknummer : 105.012.761.01
Rekestnummer : 332-H-08
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-6223
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.F. Ronday,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Perfors.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 28 februari 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 november 2007 van de voorzieningenrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De vrouw heeft op 17 april 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man is bij het hof op 21 april 2008 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 20 november 2008 is de ontvankelijkheid van de zaak mondeling behandeld. Verschenen is: de advocaat van de man, die het woord heeft gevoerd, onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is onder meer en uitvoerbaar bij voorraad, op de voet van artikel 822 Rv bij wijze van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding, de door de man te betalen voorlopige bijdrage in de kosten van het levensonderhoud voor de vrouw met ingang van 1 september 2007 bepaald op € 7.723,- per maand.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, primair te bepalen dat de man de wijze van voorlopige voorzieningen geen alimentatie aan de vrouw verschuldigd is, dan wel, subsidiair, de alimentatie te bepalen op € 576,- per maand, althans een zodanige beslissing te geven als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
2. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof de man in zijn verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen.
3. De man stelt dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep, nu de bestreden beschikking tot stand zou zijn gekomen in strijd met fundamentele rechtsbeginselen, alsmede vanwege het feit dat de rechtbank buiten het wettelijk kader van de voorlopige voorziening is getreden en daarmee een verkeerde toepassing van het geldend recht heeft gegeven.
4. De vrouw stelt zich primair op het standpunt dat het beroep van de vader niet-ontvankelijk is, nu de wet (artikel 824 RV) hoger beroep van een beschikking in het kader van voorlopige voorzieningen niet toelaat. Subsidiair betwist de vrouw de stellingen van de man, stellende dat de man zich niet in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat er tussen partijen een afspraak is gemaakt, waaraan de rechtbank zich had moeten refereren, terwijl de man zich zelf geheel niet aan deze afspraak heeft gehouden. Voorts betoogt de vrouw dat de rechtbank uitsluitend voorlopige voorzieningen heeft getroffen die allen binnen het toepassingsgebied van artikel 822 RV vallen. Verder stelt de vrouw dat er geen sprake is van een zodanige schending van een fundamenteel rechtsbeginsel dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet meer kan worden gesproken.
5. Het hof overweegt het volgende. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking, waarin de rechtbank heeft beslist naar aanleiding van het verzoek van de vrouw tot het treffen van voorlopige voorzieningen. Ingevolge artikel 824 Rv staan er tegen deze beschikking geen hogere voorzieningen open. Volgens vaste jurisprudentie kan de uitsluiting van hogere voorzieningen in sommige gevallen worden doorbroken en wel voor zover erover wordt geklaagd dat de rechter met zijn beslissing buiten het toepassingsgebied van het desbetreffende artikel is getreden, het artikel ten onrechte dan wel met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast, of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten. Naar het oordeel van het hof heeft de man niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een schending van een fundamenteel rechtsbeginsel of een voorlopige voorziening die buiten het wettelijk kader van artikel 822 RV ligt. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de enkele omstandigheid dat de rechtbank, naar de mening van de man, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting geen openbreking van het appelverbod in artikel 824 RV rechtvaardigt. Hetgeen door de man voor het overige nog is aangevoerd behoeft geen verdere bespreking aangezien dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
6. Nu hetgeen door de man is gesteld naar het oordeel van het hof niet leidt tot doorbreking van de uitsluiting van hogere voorzieningen tegen beschikkingen zoals de onderhavige, moet worden beslist als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Van Nievelt en Van Leuven, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2008.